Een lesidee om met de kinderen allerlei verschillende hoofdrekenopgaven te oefenen.
Voorbereiding
Zorg ervoor dat je voor iedere leerling een blanco bingokaart gekopieerd hebt (kies zelf welke kaart: 9, 16 of 25 vakjes). Draai daarnaast de ‘getallen-bingo’ uit en knip deze kaartjes los. Doe de kaartjes in een potje.
Werkwijze
Geef de leerlingen allemaal een lege bingo kaart. Laat de leerlingen in ieder vakje één getal van nul tot vijftig opschrijven. Daarna trek je één voor één een kaartje uit het potje. Vertel alleen de som, niet het getal dat daarvoor staat (dit is voor je eigen controle wanneer iemand aangeeft Bingo te hebben).
Er zijn een aantal mogelijke ‘Bingo’s’:
- horizontale of verticale rij
- diagonale rij
- hele kaart vol
Wanneer een leerling één van bovenstaande heeft gehaald mag hij of zij roepen ‘Bingo’. Als leerkracht controleer je of deze bingo klopt, of dat er een valse bingo is.