Een term waar we in het onderwijs de laatste jaren steeds meer over horen is referentieniveaus. Nieuwe methodes, zoals Pluspunt 4 en Wereld in getallen 5 richten zich hier zelfs op. In dit blog informatie over wat het zijn, hoe ze werken en waarom ze zijn geïntroduceerd.
Referentieniveaus – Wat zijn dit nu eigenlijk?
Wat zijn referentieniveaus?
Referentieniveaus geven aan wat de leerling in de verschillende periodes van zijn of haar loopbaan moet beheersen. Er zijn voor de basisschool twee niveau’s van belang:
1F: fundamenteel niveau.
1S/2F: streefniveau. Bij rekenen heet dit 1S, bij taal heet dit niveau 2F.
1F moet aan het einde van de basisschool worden gehaald door 85% van de leerlingen. Het streven zou moeten zijn dat zoveel mogelijk leerlingen 2F/1S halen. Het percentage leerlingen dat 2F/1S moet halen is afhankelijk van de signaleringswaarde. De signaleringswaarde wisselt per school en is te vinden op deze site. De voorkeur is in de ambitie wel te streven naar 65% van alle leerlingen die aan het einde van de basisschool 2F/1S haalt.
Het waarom
Tot de komst van de referentieniveaus kenden we de kerndoelen. Kerndoelen hadden een aanbodverplichting. Dit is wezenlijk verschillend, want bij referentieniveaus is er namelijk sprake van een opbrengstverplichting. De leerlingen moeten dit beheersen. De referentieniveaus zijn, in tegenstelling tot de kerndoelen, toetsbaar. Zij vormen hierdoor de basis voor opbrengstgericht werken. Ook bieden ze één gezamenlijke lijn in de schoolloopbaan van de leerlingen. Er zijn namelijk doelen opgesteld voor de hele schoolloopbaan.
De referentieniveau’s worden gebruikt bij het beoordelen of de school voldoende eindresultaten boekt. Vanaf schooljaar 2020-2021 zijn zij een belangrijke factor bij het nieuwe onderwijsresultatenmodel.